Op de servicedesk krijgen we vaak vragen over het toepassen van meerdere apparaten in het sjabloon afgifte. Daarom hebben we besloten om hier nader toelichting op te geven.
Welk apparaat wordt meegenomen in de berekening?
In totaal kunnen er twee afgifteapparaten in het afgiftesjabloon opgegeven worden. Deze kun je nog wel combineren met een VAV, maar het totale aantal van afgifteapparaten blijft beperkt tot twee.
In de module Warmteverlies kan er voor het verwarmingssysteem slechts gekozen worden voor één systeem. Dit systeem wordt toegewezen aan de hand van het apparaat dat als eerste is aangemaakt in het afgiftesjabloon. De volgorde van de apparaten binnen het sjabloon speelt hier dus géén rol. Het systeem, dat van toepassing is, bepaalt voor een warmteverliesberekening, per ruimte, de correctie naar luchttemperatuur en de temperatuurgradiënt die wordt aangehouden.
In de module Gebouwsimulatie geldt hetzelfde: het éérst aangemaakte apparaat wordt apparaat 1, het als tweede aangemaakte apparaat wordt apparaat 2, alle later aangemaakte apparaten worden genegeerd in de berekening.
Hoe kies ik het preferente apparaat?
Voor een gebouwsimulatieberekening kun je met meerdere afgifteapparaten werken.
Het is onlogisch om deze apparaten hetzelfde setpoint te geven. Gebruikelijker is dat één van beide apparaten het preferente apparaat is. Het apparaat dat als eerste inkomt op het moment dat er verwarming of koeling benodigd is.
Hierbij is het belangrijk om je te realiseren dat het preferente verwarmingsapparaat een hoger setpoint moet hebben dan het niet preferente apparaat. Ditzelfde principe geldt voor koeling: dan heeft het preferente koelapparaat het laagste setpoint. Als het afgiftevermogen van het preferente apparaat zelf wordt opgegeven (dus niet ongelimiteerd) dan komt het 2e apparaat in zodra het 1e apparaat niet voldoende capaciteit heeft.
Overigens zorgt de keuze voor regelen op ATG-grafiek in het afgiftesjabloon ervoor dat deze setpoints worden overruled. Dan wordt bijvoorbeeld vloerverwarming standaard gekozen als niet-preferent.
Wat zie ik terug in de rapportage/grafieken?
In bijgaande plaatjes heb ik in het afgifte sjabloon als eerste een 4 pijps fan coil unit (fcu) aangemaakt en vervolgens een 4 pijps klimaatplafond (KP) gekozen. De fcu is daardoor “apparaat 1” en het KP is “apparaat 2”. In de rapportage wordt éérst apparaat 1 vermeld en daarna apparaat 2.
Beide apparaten kunnen zowel verwarmen als koelen. Verder heb ik bij het KP zowel voor verwarmen als voor koelen 500W ingevuld. De setpoints heb ik zo gekozen dat het KP preferent is voor verwarmen (hoogste setpoint) en voor koelen (laagste setpoint).
In de daguitvoergrafiek zie je dan ook dat het KP als eerste inschakelt en dat pas indien nodig ook de fcu aangaat:
Bekijk ook het webinar over afgifteapparaten in Vabi Elements of lees het artikel over het regelen op ATG grafiek. Wil je meer informatie of heb je een vraag? Neem dan contact met ons op, we helpen je graag verder.