Interne warmteproductie is een belangrijke paramater voor het bepalen van het aantal overschrijdingsuren en het energie gebruik voor verwarming en koeling. Een belangrijk onderdeel hiervan is de interne warmte productie door personen.
De interne warmte productie door personen bestaat uit drie delen:
- Convectieve deel (de rode pijlen);
- Het stralingsdeel (de groene pijl, gezamenlijk met het convectieve deel is dit het voelbare deel);
- Het latente deel (de blauwe pijlen, warmteafgifte door verdamping).
In Vabi Elements zijn er twee verschillende manieren om interne warmte productie door personen op te geven:
- Via het aantal Watt (W) of W/m2.
- Door het aantal personen op te geven (al dan niet in het aantal m2 per persoon)
Het aantal W of W/m2
Bij de eerste manier geef je zelf het aantal Watt aan, hier kan je de tabel van ISSO 32 voor gebruiken. De verdeling voelbaar latent is default 60/40 en kan zelf aangepast worden. Om de PMV goed uit te kunnen rekenen zijn ook de activiteit (Metabolisme) en de kleding (CLO waarde) nodig. Een hogere activiteit en/of een hogere CLO waarde betekent dat iemand het eerder te warm of minder snel te koud zal hebben in de zomer. Een hoger opgeven metabolisme betekent niet dat het aantal Watt interne productie zal toenemen bij deze invoerwijze, omdat je het aantal Watt hebt vastgelegd.
In de tabel hieronder zie je de activiteit die een wattage per persoon en een metabolisme bevatten.
In de tabel hieronder zie je de CLO waarde van de kleding.
Eigen waarde kan worden ingevuld voor gebouwsimulatie, wanneer deze wordt ingevuld voor koellast zal gerekend worden met de dichtstbijzijnde hogere standaard waarde.
Aantal personen opgeven
Bij de tweede methode geef je het aantal personen en de activiteit op. Hier is de activiteit van direct belang voor de totale interne warmte productie. Een hogere metabolisme betekend direct een hogere warmte productie. Gebouwsimulatie gebruikt in dit geval een model dat de totale warmteafgifte van een persoon berekend. Dit model berekent ook de verdeling tussen voelbare en latente warmteafgifte als functie van de ruimtetemperatuur. Bij 25 °C zal de verhouding tussen voelbaar en latent ongeveer de eerder genoemde 60/40 bedragen. Neemt de temperatuur toe zal het aandeel latent toenemen (meer zweten). Bij 37 °C ruimtetemperatuur zal de interne warmteproductie voor 100% latent zijn.
Wanneer gebruik je welke manier?
Bij de eerste methode krijg je sneller een gevoel wat het aandeel van personen is in de totale warmteproductie, maar je bent wel zelf verantwoordelijk om de juiste waarde op te geven. De tweede methode is wat nauwkeuriger en makkelijker als je van activiteit wilt switchen. Als je op CO2 regelt of deze gebruikt als KPI, dan is het van belang te weten dat de CO2 productie direct gekoppeld aan de interne warmte productie door personen. Dus in het geval van opgave via personen, hoe hoger de activiteit hoe hoger de CO2 productie. In geval van opgave via het aantal Watt is deze alleen afhankelijk van het opgegeven vermogen.
In normale situaties, waarbij een ruimte niet veel warmer wordt dan 25 °C zijn beide modellen goed wat betreft de verdeling voelbaar en latent, kom je boven de 30 °C dan verdient de 2e manier van invoeren de voorkeur.
Heb je nog vragen? Of wil je meer informatie? Neem dan contact met ons op.