Delft, 26 januari 2017 – Veel corporaties kiezen ervoor om met woonlasten aan de slag te gaan. Ze willen hiermee bijdragen aan de doelstelling om voldoende betaalbare woningen te leveren aan hun doelgroep. Maar de betaalbaarheid van het wonen is niet alleen afhankelijk van de huur- of woonlasten.
De echte uitdaging ligt bij het in beeld brengen van de betaalbaarheid van een woning voor de woningzoekende. De woningzoekende maakt uiteindelijk de keuze om een woning wel of niet te huren. Als corporatie kunt u deze potentiele huurders helpen een evenwichtige keuze te maken met een objectief betaalbaarheidsadvies. Steeds meer corporaties nemen deze verantwoordelijkheid.
Voor een objectief betaalbaarheidsadvies zijn normen nodig. Grofweg zijn hier twee methodieken voor:
- De woonquote
- De residuele benadering
De woonquote
De woonquote gaat ervan uit dat de betaalbaarheid van de woonlasten kan worden bepaald op basis van de verhouding met het inkomen van de woningzoekende. Deze benadering geeft echter geen duidelijk antwoord op de vraag of de lasten nu wel of niet betaalbaar zijn. Een hoge woonquote hoeft immers niet problematisch te zijn als het inkomen hoog genoeg is en als er voldoende overblijft om van te leven.
De residuele benadering
Met de residuele benadering wordt de ruimte voor woonlasten vastgesteld door het inkomen te verminderen met de (minimaal noodzakelijke) overige uitgaven. Het budget dat overblijft kan in theorie worden gebruikt voor de woonlasten. Deze ruimte voor woonlasten is sterk afhankelijk van de norm voor de overige uitgaven die u gebruikt.
Er zijn verschillende normen voor overige uitgaven, de meest gebruikte normen zijn:
- Lage-inkomensgrens (CBS)
- basisbedragen (armoedecriterium SCP)
- basisbedragen inclusief sociale participatie (niet veel maar toereikend, SCP)
- adviesnorm van het NIBUD voor de overige uitgaven
- Voorbeelduitgaven: representeren een gemiddeld uitgave patroon voor een huishouden (NIBUD)
Deze normen variëren in detailniveau (specificatie naar doelgroepen), complexiteit (afhankelijkheid van het inkomen) en in de definitie van armoede (zoals wel/geen ruimte voor sociale participatie).
De lage-inkomensgrens (CBS) is voornamelijk geschikt voor het vergelijken van armoede door te tijd. De grens is gebaseerd op de hoogte van een bijstandsuitkering van een alleenstaande in 1979. Dit bedrag wordt jaarlijks gecorrigeerd voor inflatie.
De basisbedragen (in- en exclusief sociale participatie) verschillen per huishoudenssamenstelling, maar zijn niet afhankelijk van het inkomen. De normbedragen van het NIBUD zijn dit wel. Het NIBUD gaat er vanuit dat huishoudens met een hoger inkomen maximaal 50% kunnen besparen op hun niet-woninggebonden uitgaven ten opzichte van de voorbeelduitgaven die een gemiddeld uitgave patroon inhouden.
Gaat u adviseren over de betaalbaarheid van een woning? Zorg dan eerst dat duidelijk is wat u als organisatie een passende norm vindt. En vergeet niet om hier de stakeholders als de gemeente en huurdersverenigingen bij te betrekken.
Download de herziene handreiking
Meer over het onderwerp woonlasten en betaalbaarheid kunt u lezen in onze herziene handreiking: van huurbeleid naar woonlastenbeleid. Download hier de handreiking.
Kennissessie woonlastenadvies
Kom ook naar de sessie over woonlastenadvies op dé Corporatiedag op 9 maart 2017. Hier vertelt Wonen Zuid waarom zij hiermee aan de slag zijn gegaan en wat het ze oplevert. Klik hier voor meer informatie of schrijf u direct in. Het is niet meer mogelijk je in te schrijven.